Natuurgeneeskunde

Natuurgeneeskunde is een eeuwenoude geneeswijze en heeft als doel het zelfgenezend vermogen van een dier te stimuleren. De Griekse arts Hippocrates (460-370 v. Chr.) wordt gezien als de grondlegger van zowel de reguliere geneeskunde als de natuurgeneeskunde. Hij combineerde kennis en kunde en hanteerde een aantal belangrijke uitgangspunten die nog steeds gelden:

  • De natuur geneest zichzelf, het zelfgenezend vermogen genoemd. Natuurlijk mag je wel helpen en het lichaam een zetje in de goede richting geven.
  • Ieder mens of dier is uniek.

Een dier wordt beïnvloed door allerlei factoren zoals bijvoorbeeld de mensen en dieren in zijn omgeving, voeding, de leefomstandigheden, stress, medicijnen en operaties, etc. Omdat ieder dier uniek is zal ieder dier anders reageren op deze invloeden uit de omgeving.

Daarom wordt in de natuurgeneeskunde naar het afzonderlijke dier gekeken. Het gehele dier staat centraal, lichaam en geest zijn immers een unieke, onlosmakelijke eenheid. Er wordt dan ook niet alleen naar de klacht gekeken, maar naar alle factoren die een dier kunnen beïnvloeden.

Een gezond dier is in balans en kan kleine verstoringen in deze balans, door invloeden uit zijn omgeving, prima opvangen en herstellen met zijn zelfgenezend vermogen. Is de verstoring te groot dan kan het lichaam dit niet meer opvangen. Er ontstaat een disbalans. Als deze disbalans te lang duurt kunnen er allerlei ongemakken, zowel fysiek als mentaal, ontstaan.